Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 april 2024, nr. WJZ/ 45789941, houdende vaststelling van een subsidiekader ten behoeve van een permanente reductie van de rechten op de inzet van staand net en zegen in het IJsselmeergebied (Subsidieregeling permanente reductie rechten op de inzet van staand net en zegen in het IJsselmeergebied)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

gemeenschappelijk visserijbeleid:

gemeenschappelijk visserijbeleid als bedoeld in verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2013, L 354);

IJsselmeer:

IJsselmeer, waaronder mede worden verstaan de daaraan gelegen open havens, het Markermeer en het IJmeer;

IJsselmeervisser:

in Nederland gevestigde onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007, die de IJsselmeervisserij beoefent;

IJsselmeervisserij:

visserij in het IJsselmeer waarvoor een visvergunning en een schriftelijke toestemming als bedoeld in artikel 21, tweede lid, onderdeel a, van de Visserijwet 1963 zijn verleend;

merkje:

merkje als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de Uitvoeringsregeling visserij;

minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

MKB-onderneming:

in Nederland gevestigde onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007, die een micro-onderneming, kleine onderneming of een middelgrote onderneming is als bedoeld in punt 31, onderdeel r, van de richtsnoeren;

recht op de inzet van staand net:

recht om een bundel van vijftig staand netten als bedoeld in artikel 1, onderdeel m, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 in te zetten;

richtsnoeren:

richtsnoeren voor staatssteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU 2023, C 107);

verordening (EG) nr. 1224/2009:

verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU 2009, L 343);

verordening (EU) 2021/1139:

verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Europees fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1004 (PbEU 2021, L 247);

visvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

zegenrecht:

recht om met een zegen als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 te vissen.

Artikel 2 Subsidieaanvraag

De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken aan een IJsselmeervisser, indien:

  • a. de IJsselmeervisser een MKB-onderneming is; en

  • b. de IJsselmeervisser aan de minister afstand doet van zijn recht op de inzet van staand net of zijn zegenrecht en zijn visvergunning dienovereenkomstig door de minister laat wijzigen.

Artikel 3 Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt voor de IJsselmeervisser die beschikt over een visvergunning die is verleend voor de periode van 1 juli tot en met 30 juni € 49.337,- per zegenrecht waarvan hij afstand doet.

  • 2. De subsidie bedraagt voor de IJsselmeervisser die beschikt over een visvergunning die is verleend voor de periode:

    • a. van 1 juli tot en met 30 juni € 162.552,- per recht op de inzet van staand net waarvan hij afstand doet;

    • b. van 1 oktober tot en met 15 maart € 103.853,- per recht op de inzet van staand net waarvan hij afstand doet.

Artikel 4 Subsidieplafond en verdeling

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt:

    • a. voor de subsidie, bedoeld in artikel 3, eerste lid: € 641.381,-;

    • b. voor de subsidie, bedoeld in artikel 3, tweede lid: € 7.312.619,-.

  • 2. Indien blijkt dat het totale bedrag van de te verlenen subsidies, bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, lager is dan het daarvoor vastgestelde subsidieplafond, wordt het overblijvende bedrag zo nodig aan het andere subsidieplafond toegevoegd.

  • 3. Het subsidieplafond wordt verdeeld op basis van volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 4. Indien de minister op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangt, stelt hij de volgorde van die aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 5 Afwijzingsgronden

De minister besluit afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;

  • b. de aanvrager een IJsselmeervisser is:

    • 1°. ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarin steun als onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is aangemerkt als bedoeld in punt 11 van de richtsnoeren;

    • 2°. die een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in punt 31, onderdeel bb, van de richtsnoeren is;

    • 3°. die de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid niet heeft nageleefd;

  • c. toekenning van de subsidie leidt tot een schending van het toepasselijke Unierecht, waaronder een situatie als genoemd in punt 61 van de richtsnoeren.

Artikel 6 Informatieverplichtingen

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

  • 2. Een aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. de naam van de aanvrager;

    • b. gegevens over de onderneming van de aanvrager, waaronder het nummer waarmee hij is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, gegevens waaruit blijkt of er sprake is van een micro-, kleine en middelgrote onderneming, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer dat op naam van de onderneming staat;

    • c. het aantal en de aard van de rechten waarvan de IJsselmeervisser afstand doet alsmede het nummer van de visvergunning of visvergunningen waarop die rechten betrekking hebben;

    • d. een verklaring van de aanvrager dat de subsidie niet wordt besteed aan de vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor van het vissersvaartuig, tenzij wordt voldaan aan artikel 18 van verordening (EU) 2021/1139.

Artikel 7 Aanvraagperiode

  • 1. Een aanvraag om subsidie kan worden ingediend in de periode van 1 juli 2024 tot en met 12 augustus 2024.

  • 2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 9:00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17:00 uur zijn ontvangen.

Artikel 8 Beslistermijn

  • 1. De minister besluit op een aanvraag om subsidie vóór 8 oktober 2024.

  • 2. Indien niet voor de in het eerste lid genoemde datum kan worden beslist, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beslissing wel kan worden genomen.

Artikel 9 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger voert een zodanige administratie dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden dat de ontvanger voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen.

  • 2. De administratie, bedoeld in het eerste lid, wordt tot tien jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling bewaard.

  • 3. De subsidieontvanger verleent gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling medewerking aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verstrekte subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 4. De subsidieontvanger levert binnen vier weken na ontvangst van de subsidiebeschikking alle merkjes die behoren bij het recht op de inzet van staand net waarvan hij afstand doet in bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

  • 5. De subsidieontvanger onthoudt zich tot vijf jaar na de betaling van de subsidie van gedragingen die leiden tot niet-naleving van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

  • 6. De subsidieontvanger besteedt de subsidie niet aan de vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor van een vissersvaartuig, tenzij wordt voldaan aan de in artikel 18 van verordening (EU) 2021/1139 gestelde eisen.

Artikel 10 Vaststelling subsidie

  • 1. De minister stelt de subsidie vast zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening.

  • 2. De subsidie wordt vastgesteld aan de hand van de berekeningswijze, bedoeld in artikel 3.

  • 3. De minister stelt de subsidie vast zodra de desbetreffende visvergunning is gewijzigd overeenkomstig artikel 2, onderdeel b.

Artikel 11 Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 2, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door de Steunmaatregel SA.102930 (2023/N).

Artikel 12 Bekendmaking van gegevens inzake subsidievaststelling

  • 1. De minister maakt na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling de gegevens, bedoeld in punt 105 van de richtsnoeren, bekend.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, blijven ten minste tien jaar openbaar beschikbaar.

Artikel 13 Inwerkingtreding en vervaltermijn

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2024.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn vastgesteld.

Artikel 14 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling permanente reductie rechten op de inzet van staand net en zegen in het IJsselmeergebied.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 29 april 2024

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Aanleiding en doel

In de Agenda IJsselmeergebied 20501 is verduurzaming van de visserij op het IJsselmeer, Markermeer en IJmeer (hierna tezamen aangeduid als: IJsselmeer) benoemd als één van de hoofdopgaven. In dat kader hebben de bij het IJsselmeer betrokken partijen2 overeenstemming bereikt over het Actieplan toekomstbestendig visserijbeheer IJsselmeergebied, gericht op verduurzaming van de schubvisvisserij in het IJsselmeergebied (hierna: Actieplan), zoals vermeld in de Kamerbrief van 25 maart 2019.3 Een van de pijlers van het Actieplan is herstructurering van de beroepsvisserij op het IJsselmeer. Het doel van deze pijler is om te komen tot een vangstcapaciteit die in balans is met de draagkracht van het ecosysteem. Een visserij die in balans is met de draagkracht van het ecosysteem biedt de overblijvende vissers een toekomstperspectief en draagt bij aan het realiseren van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn water4 en van Natura 20005.

Uit rapporten van Wageningen Marine Research6 blijkt dat de vangstcapaciteit op dit moment te groot is, waardoor de visbestanden niet de gelegenheid krijgen te herstellen en de kans bestaat dat deze op termijn worden uitgeput. Belangrijke oorzaak van uitblijvend herstel van de visbestanden is de te hoge visserijdruk in het IJsselmeer. Dit is versterkt doordat in de afgelopen 25 jaar de voedselrijkdom is verminderd als gevolg van aangescherpte milieueisen. Door de veranderde waterkwaliteit en de verminderde hoeveelheden nutriënten zijn bij een gelijkblijvende hoge visserijdruk de visbestanden teruggelopen. De nettencapaciteit is hier nog onvoldoende op aangepast. Op termijn vormt dit een bedreiging voor zowel de beroepsvisserij als de waterkwaliteit (een van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn water) en de voedselzekerheid voor (water)vogels in het gebied (een van de doelstellingen van Natura 2000).

Hoewel de verwachting is dat de voedselrijkdom niet substantieel verder zal afnemen en diverse maatregelen een positief effect zullen hebben op de visbestanden, ligt het niet in de lijn der verwachtingen dat de visbestanden zonder ingrepen in de visserij significant zullen toenemen. Een kleinere vangstcapaciteit is daarom noodzakelijk, leidt tot minder vangsten en geeft de visbestanden de kans om te herstellen. Het gaat hierbij om de vangstcapaciteit gericht op schubvis: snoekbaars, baars, blankvoorn en brasem. Herstel van de visbestanden leidt tot een toename van de bestanden en een meer evenwichtige bestandsopbouw die meerdere jaarklassen en volwassen exemplaren omvatten. Hiermee wordt de balans hersteld en wordt een toekomstperspectief geboden voor de na de herstructurering overblijvende vissers.

De rapporten van Wageningen Marine Research geven aan dat vermindering van de inzet van vistuigen noodzakelijk is om het voorgaande doel te bereiken. Uit de rapporten uit 2021 blijkt dat de capaciteit van staand net daartoe met 60 procent zou moeten verminderen en de capaciteit van zegen met 72 procent. Sindsdien is een positieve trend waargenomen en blijkt uit recente analyses dat de benodigde vermindering van de capaciteit waarschijnlijk in een lagere orde van grootte kan liggen. Hoewel het eindrapport met de recente berekeningen nog niet definitief vaststaat, is de inschatting op basis van nieuwe modelberekeningen dat de capaciteit nog circa 10 procent zal moeten verminderen. Daartoe strekt de thans voorliggende subsidieregeling, waarbij vergunninghouders hun rechten op de inzet van de vistuigen staand net en zegen tegen vergoeding kunnen inleveren. Er is voor gekozen om de benodigde capaciteitsvermindering in eerste instantie te realiseren met een vrijwillige uitkoopregeling (in de vorm van de onderhavige subsidieregeling) en pas als deze onvoldoende oplevert generieke maatregelen, zoals het in regelgeving maximeren van het aantal vergunningen of netten, te treffen.

De subsidieregeling is in het kader van het Actieplan in afstemming met de bij dat plan betrokken overheden en stakeholders tot stand gekomen.

2. Inhoud van de subsidieregeling

De subsidieregeling is gericht op verkleining van de beroepsvisserij gericht op schubvis in het IJsselmeer.

2.1 Begunstigden

IJsselmeervissers7 die rechten op de inzet van staand net of zegenrechten op hun vergunning hebben staan, komen in aanmerking voor deze subsidieregeling. Wanneer zij vrijwillig afstand willen doen van (een deel van) die rechten, kunnen zij bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (in de praktijk bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO)), een aanvraag voor subsidie indienen. Deze subsidie is een stimulans voor het afstand doen van de genoemde rechten en dus het reduceren van de totale vangstcapaciteit en dient als een vorm van compensatie van de door die afstand te derven inkomsten.

Er zijn in totaal 79 vergunningen afgegeven op het IJsselmeer. Die vergunningen zijn in het bezit van circa 30 ondernemingen. Ongeveer een derde daarvan heeft alleen rechten op de inzet van vistuig gericht op aal, ongeveer een derde heeft alleen rechten op de inzet van staand net en zegenrechten en een derde bezit beide. Verspreid over de vergunninghouders die op schubvis vissen, zijn er in totaal 80 rechten op de inzet van staand net (bundel van vijftig staand netten) en 18 zegenrechten (zeven dagen). Een bundel van vijftig staand netten bestaat uit acht zwarte vismerken voor hoog staand net en tweeënveertig oranje vismerken voor laag staand net.

2.2 Hoogte van de subsidie

De subsidies worden uitgekeerd per recht op de inzet van een vistuig, waarbij per soort recht een vast bedrag is vastgesteld. Dit bedrag is gebaseerd op de berekende marktwaarde van dat recht. De berekening van de marktwaarde is uitgevoerd door Wageningen Economic Research.8 Hierbij is gebruik gemaakt van de beschikbare gegevens over de totale vangsten en verkoop en van gegevens over het gebruik van de vistuigen. Bij de berekening van de marktwaarde is gekeken naar de gemiddelde opbrengst van het vistuig over de periode 2015-2020. Deze periode omvat zowel jaren waarin de vangsten hoog waren als jaren waarin de vangsten laag waren. Daarmee geeft de periode een gewogen beeld.

Ter reflectie van de toekomstige verdiencapaciteit is de gemiddelde opbrengst vermenigvuldigd met kapitalisatiefactor acht om te komen tot de marktwaarde. Deze factor is hoger dan de factor vijf waarvan Wageningen Economic Research uitgaat. Deze hogere factor doet evenwel meer recht aan de hoogte van de prijzen waarvoor vergunningen onderling worden overgedragen en is ook in lijn met de kapitalisatiefactor die is gehanteerd bij andere subsidieregelingen ten behoeve van de visserij (zoals de Tenderregeling Garnalenvisserij Waddenzee en de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij). Daarmee komt, uitgaande van het rapport van Wageningen Economic Research dat is gebaseerd op de periode 2015-2020, de berekende marktwaarde van een recht op de inzet van staand net (bundel van vijftig staand netten) op € 147.909,-, van een seizoensvergunning staand net op € 94.497,50 en van een zegenrecht (zeven dagen) op € 44.892,-.

Aangezien er inmiddels enige tijd is verstreken tussen de oplevering van het rapport waarin de berekening van de marktwaarde is opgenomen (november 2021) en het moment waarop deze regeling in werking treedt, zijn de voornoemde bedragen geïndexeerd. Hiervoor is gebruik gemaakt van de consumentenprijsindex (CPI) van de productgroep gekoelde en verse vis van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Er wordt gekeken naar de stijging van het gemiddelde prijspeil van verse en gekoelde vis van 2022 ten opzichte van het jaar 2020. Het betreft een stijging van 9,99%. Gekeken is naar het prijspeil van gekoelde en verse vis, omdat dat over het specifieke product gaat dat met de IJsselmeervisserij wordt gevangen. Het CPI van het jaar 2020 als geheel wordt als uitgangspunt genomen omdat 2020 het laatste jaar is dat in de berekeningswijze van Wageningen Economic Research is meegenomen. Hier wordt het CPI van 2022 als geheel tegen afgezet om een vergelijking op gelijke grootheden (over een heel jaar) te doen. Dit resulteert in de in regeling opgenomen bedragen van € 162.552,- voor een jaarvergunning voor staand net, € 103.853,- voor een seizoensvergunning voor staand net en € 49.337,- voor een zegenrecht.

2.3 Plafond en verdeling

Het plafond voor de subsidieregeling is vastgesteld op € 7.954.000,- in totaal. Wanneer niet alle tijdig ingediende aanvragen kunnen worden gehonoreerd, worden de subsidies verdeeld op basis van het ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’ principe. Daarbij is in eerste instantie een scheiding aangebracht tussen het bedrag dat voor de zegenvisserij en de staand net visserij beschikbaar is. Zodoende is, gelet op de voor de zegenvisserij geldende reductiedoelstelling van 72 procent, het budget hiervoor gemaximeerd op het niveau om het afstand doen van de hiermee gemoeide dertien zegenrechten te subsidiëren. Indien een van beide subsidieplafonds niet wordt uitgeput, terwijl het andere subsidieplafond ontoereikend blijkt te zijn gezien het aantal gedane aanvragen, zal het overblijvende bedrag aan het ontoereikende plafond worden toegevoegd.

2.4 Aanvraag en directe vaststelling

De subsidie kan worden aangevraagd gedurende een periode van zes weken. De aanvraag kan zowel online als op papier worden gedaan, steeds bij RVO als uitvoerder van deze regeling.

Op de website van RVO wordt een formulier ter beschikking gesteld om de aanvraag te kunnen indienen. Bij de aanvraag dient de aanvrager de in artikel 6 van deze regeling genoemde gegevens aan te leveren, zoals de naam, het adres en het nummer waarmee de MKB-onderneming is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK-nummer). De daarbij aan te leveren informatie is beperkt omdat RVO reeds een volledig overzicht heeft van de vergunninghouders en de inhoud van hun vergunningen.

RVO toetst de aanvraag aan de voorwaarden van de regeling. Met het oog op de te bereiken doelstelling en een soepele uitvoering is gekozen voor een beslistermijn van acht weken na afloop van de aanvraagperiode. Daar de subsidie is gekoppeld aan het inleveren van de rechten, moet de vergunning daarop worden aangepast (door wijziging of intrekking ervan). Mocht het onverhoopt niet mogelijk blijken binnen acht weken te beslissen, dan kan de beslistermijn verlengd worden. RVO stelt de aanvrager hiervan dan in kennis en geeft daarbij aan binnen welke termijn wel kan worden beslist. Het moet daarbij wel om een redelijke termijn gaan. De subsidie wordt vastgesteld zodra de rechten door de minister zijn ingenomen. Vaststelling van de subsidie betekent dus dat de ingeleverde rechten zijn vervallen. Indien er nog sprake is van resterende rechten (die niet zijn aangemeld voor de subsidieregeling) dan wordt de vergunning daarop aangepast.

De subsidie wordt direct vastgesteld, zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening. Het volledige bedrag wordt direct uitgekeerd. Dit heeft als voordeel dat uitvoerder RVO niet met voorschotten hoeft te werken en de subsidieontvanger sneller het te ontvangen bedrag heeft. De subsidieontvanger hoeft dan immers niet twee keer een aanvraag te doen en te wachten op een beschikking. De uiterste datum van subsidievaststelling is 31 december 2024. Na deze datum vervalt de regeling. In de beschikking tot subsidievaststelling wordt overeenkomstig artikel 4:42 van de Algemene wet bestuursrecht het bedrag van de subsidie opgenomen.

2.5 Afwijzingsgronden

Zoals vermeld in artikel 11 van deze regeling betreft de subsidie staatssteun. Dit brengt met zich dat moet worden voldaan aan de richtsnoeren voor staatssteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU 2023, C 107) (hierna: richtsnoeren). De afwijzingsgronden, genoemd in artikel 5, eerste lid, van deze regeling, komen hieruit voort en houden, kort samengevat, in dat de onderneming die een beroep doet op de regeling niet in financiële moeilijkheden mag verkeren en geen (ernstige) inbreuken mag hebben gemaakt op de geldende visserijregelgeving.

3. Fiscale aspecten

De subsidie heeft in beginsel ook consequenties voor de belastingheffing van IJsselmeervissers. De subsidie die de IJsselmeervissers ontvangen behoort in principe tot de winst (inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting). Deze subsidieregeling zal worden aangemerkt als overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.54, twaalfde lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001). Artikel 12a van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (UBIB 2001) zal hiertoe worden aangepast en terugwerken tot de datum van inwerkingtreding van deze subsidieregeling. Het aanmerken van de regeling als overheidsingrijpen betekent onder andere dat voor de toepassing van de herinvesteringsreserve soepelere voorwaarden gelden. Deze aanpassing is dus van belang voor ondernemingen die na het ontvangen van de subsidie bedrijfsmiddelen willen vervreemden en herinvesteren in andere bedrijfsmiddelen (bijvoorbeeld bij het aanpassen van de activiteiten, of bij het stoppen van de huidige onderneming in combinatie met het starten van/voortzetten in een andere onderneming).

Artikel 3.54 Wet IB 2001 is van algemene aard en is van toepassing op alle ondernemingen en takken van bedrijvigheid die aan de betreffende voorwaarden voldoen. Bijgevolg is het voordeel dat verleend wordt door het gebruik van de herinvesteringsreserve niet selectief. Met de opname van deze subsidieregeling in artikel 12a UBIB 2001 is enkel gevolg gegeven aan het algemene beginsel dat ten grondslag ligt aan de inkomstenbelasting dat de herinvesteringsreserve in deze situaties soepeler kan worden gebruikt. Er is geen sprake van steun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU), omdat de betreffende steun niet selectief is.

4. Staatssteun

In deze subsidieregeling zijn regels opgenomen die voortkomen uit het staatssteunrecht. Als de overheid subsidie verleent aan een onderneming, kan dit te kwalificeren zijn als staatssteun. In casu is sprake van staatssteun, omdat wordt voldaan aan de criteria, genoemd in artikel 107, eerste lid, van het VWEU.

Staatssteun is gereguleerd op Europees niveau en moet op basis van het Europese recht worden gerechtvaardigd. In deze subsidieregeling is gebruik gemaakt van de rechtvaardigingsgrond voor staatssteun, genoemd in artikel 107, derde lid, onder c, van het VWEU: steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

De regeling is op 25 augustus 2023 genotificeerd bij de Europese Commissie (dossiernummer notificatie SA.102930 (2023/N)). De Europese Commissie heeft bij besluit van 5 februari 2024 goedkeuring verleend aan de staatssteun.

5. Regeldruk en administratieve lasten

De subsidieregeling is tijdelijk, eenmalig en gericht op een afgebakende doelgroep, te weten beroepsvissers die op het IJsselmeer op schubvis vissen. De regeling is zo eenvoudig mogelijk opgezet om de regeldruk voor de aanvragers zo laag mogelijk te houden. Verder is de regeling in nauw overleg met RVO (de uitvoerder) opgesteld, en daarmee is gewaarborgd dat deze aansluit op de uitvoeringspraktijk van RVO en snel en gemakkelijk uitvoerbaar is.

Uit deze subsidieregeling volgen geen regeldrukeffecten voor andere overheidsorganen, MKB-ondernemingen die geen IJsselmeervisser zijn of burgers, omdat de regeling niet op hen van toepassing is.

De regeldrukkosten voor aanvragers bestaan uit kennisnamekosten en eenmalige kosten bij en na het indienen van een subsidieaanvraag. Bij het berekenen van regeldrukkosten is gebruik gemaakt van standaard uurtarieven. Deze zijn gebaseerd op de door het CBS vastgestelde uurlonen van werknemers naar beroepsgroep uit het Handboek meting regeldrukkosten. Naar verwachting voeren de aanvragende partijen voornamelijk zelf de benodigde handelingen uit. Daarom gaan de berekeningen uit van een uurtarief van 39 euro.

Kennisname

Om een aanvraag te kunnen doen is het nodig om van de subsidieregeling kennis te nemen. De kennisnametijd wordt voor alle aanvragers gelijk verondersteld op twee uur. Deze kennisnametijd is relatief laag, omdat de subsidieregeling eenvoudig van opzet is.

Indienen subsidieaanvraag

Bij de subsidieaanvraag hoeven partijen slechts een beperkt aantal eenvoudig beschikbare gegevens aan te leveren. De aanlevering hiervan kost aanvragers maximaal één uur.

Verplichtingen subsidieontvanger

Na ontvangst van de subsidiebeschikking dienen de ontvangers de merkjes van de ingeleverde rechten op te sturen naar RVO. Dit kost hen maximaal één uur. Daarnaast dient de subsidieontvanger een administratie bij te houden waaruit op eenvoudige wijze is af te leiden dat de ontvanger zich aan de subsidievoorwaarden houdt. Een dergelijke administratie dient elke IJsselmeervisser reeds bij te houden ingevolge artikel 10b van de Uitvoeringsregeling visserij. Daarmee betekent deze verplichting geen verzwaring van de administratieve lasten.

Totale regeldrukkosten

In totaal bedragen de regeldrukkosten van deze subsidieregeling per subsidieaanvrager:

Kennisname

(2 x 39 euro) 78 euro

Indienen subsidieaanvraag

39 euro

Inleveren merkjes

39 euro

Administratie

0 euro

Totaal

156 euro

In totaal zijn er circa 22 ondernemingen die gebruik kunnen maken van deze subsidieregeling.

Daarmee zijn de totale regeldrukkosten ten hoogste 3.432 euro (22 x 156 euro). Dat is minder dan 0,05% van het beschikbare budget voor deze subsidieregeling.

De conceptregeling is ter advisering voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het ATR heeft besloten om over deze regeling geen formeel advies uit te brengen, omdat er geen omvangrijke gevolgen zijn voor de regeldruk.

6. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De uitvoering van deze subsidieregeling is in handen van RVO. Bij de totstandkoming van de regeling is nauw overleg geweest met deze dienst met het oog op de uitvoerbaarheid van de regeling en een uniforme uitvoeringspraktijk. Doordat is gekozen voor een regeling waarbij wordt aangesloten op de bestaande systemen van RVO en ervoor is gekozen om direct de beschikking af te geven in plaats van te werken met voorschotten, zijn de bijkomende administratieve lasten van RVO tot een minimum beperkt.

De handhaafbaarheid van de regeling betreft het toezicht op de naleving van de verplichtingen genoemd in artikel 9 van de regeling en het voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 2 en 5. Als een subsidieontvanger niet voldoet aan één van die verplichtingen, kan RVO het subsidiebedrag terugvorderen. Dit volgt uit artikel 7 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies in samenhang met artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht. De verplichtingen in artikel 9 sluiten aan op de reguliere verplichtingen van (IJsselmeer)vissers en hangen samen met punt 136 van de richtsnoeren. De controle op de naleving daarvan berust bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Normaliter ontvangt RVO een rapport van bevindingen bij een geverbaliseerde overtreding, ten behoeve van gevolgtrekkingen voor de subsidie.

7. Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2024. Ten aanzien van de invoeringstermijn van ten minste twee maanden tussen bekendmaking en inwerkingtreding wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, bedoeld in aanwijzing 4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De doelgroep krijgt zowel ten tijde van de publicatie als enkele weken voorafgaand aan de datum van openstelling van de regeling een uitgebreide brief met informatie over de subsidieregeling. Om deze reden wordt niet verwacht dat een afwijking van de minimuminvoeringstermijn tot problemen leidt. De doelgroep van de regeling is gebaat bij een spoedige inwerkingtreding.

II. ARTIKELEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die relevant zijn voor deze regeling. De begripsbepalingen sluiten aan bij terminologie van de visserijregelgeving en de Europese regels over staatssteun op visserijgebied.

Artikel 2 Subsidieaanvraag

In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor subsidie. De eis dat sprake moet zijn van een MKB-onderneming hangt samen met het Europese staatssteunkader voor visserij.

Artikel 3 Hoogte subsidie

In dit artikel zijn drie verschillende subsidiebedragen opgenomen, die gekoppeld zijn aan het type vergunning en de duur van de vergunning. De hoogte van de bedragen is gebaseerd op de gemiddelde omzet die met het type vergunning gedurende de periode 2015-2020 is behaald. Deze bedragen zijn vervolgens geïndexeerd. Zie verder paragraaf 2.2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 4 Subsidieplafond en verdeling

In dit artikel is geregeld wat geldt indien meer aanvragen worden ingediend dan waarvoor budget is. Rekening houdend met de doelstellingen van de subsidieregeling is daarbij voorzien in aparte plafonds voor ondernemingen die subsidie willen aanvragen in verband met het afstand doen van zegenrechten en rechten op de inzet van staand net. Gelet op de hoogte van de subsidiebedragen zou het zonder specifieke plafonds binnen het algemene plafond van circa 8 miljoen euro kunnen voorkomen dat meer aanvragen voor één soort recht worden gehonoreerd, waardoor de reductiedoelstelling op het andere recht niet kan worden gerealiseerd. Als echter sprake blijkt van minder subsidieverleningen dan het subsidieplafond voor een bepaald recht toelaat, zal het overblijvende bedrag aan het andere subsidieplafond worden toegevoegd. Ook is voorzien in de mogelijkheid van loting ingeval het honoreren van alle op dezelfde dag ingediende aanvragen zou leiden tot overschrijding van het plafond.

Artikel 5 Afwijzingsgronden

In dit artikel zijn de afwijzingsgronden opgenomen. Allereerst wordt de aanvraag afgewezen als deze niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels (onderdeel a). Verder wordt de aanvraag afgewezen als de onderneming een bevel tot terugvordering als bedoeld in punt 11 van de richtsnoeren heeft gehad of al een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in punt 31, onderdeel bb, van de richtsnoeren was (onderdeel b, onder 1° en 2°). Tevens is een grond voor afwijzing als een IJsselmeervisser inbreuken heeft gemaakt op bepaald geldend Unierecht, met name de visserijregelgeving, of als de subsidie daartoe kan leiden (onderdelen b, onder 3°, en c). Deze eis vloeit voort uit het Europese staatssteunkader voor visserij, in het bijzonder de punten 60, 61 en 136 van de richtsnoeren, waaraan moet zijn voldaan nu de subsidie is aan te merken als staatssteun.

Artikel 6 Informatieverplichtingen

In dit artikel zijn de informatieverplichtingen van de subsidieaanvrager opgenomen. Deze vloeien voort uit punt 50 van de richtsnoeren. De aanvraag dient te worden gedaan via het door de minister beschikbaar gestelde middel (eerste lid). Dit is allereerst het elektronische aanvraagformulier dat te vinden is op de website van RVO. Omdat evenwel naar verwachting niet alle aanvragers in de gelegenheid zullen zijn hun aanvraag in te dienen met gebruikmaking van dat formulier, is het daarnaast mogelijk om een aanvraag te doen met gebruikmaking van een aanvraagformulier op papier. Bij de aanvraag dient de subsidieaanvrager de in het tweede lid genoemde gegevens aan te leveren. Dit zijn in ieder geval zijn naam (tweede lid, onderdeel a), gegevens over zijn onderneming, zoals KvK-nummer, post- en bezoekadres (tweede lid, onderdeel b) en gegevens over de vergunning en de in te leveren rechten (tweede lid, onderdeel c). De informatie over de in te leveren rechten is nodig voor het geval op de vergunning ook rechten staan die de aanvrager niet wil inleveren.

Artikel 7 Aanvraagperiode

In dit artikel is opgenomen gedurende welke periode een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend. De openstellingsperiode loopt van 1 juli 2024 9:00 uur tot en met 12 augustus 2024 17:00 uur. De genoemde tijdstippen hangen samen met de tijdstippen waarop het loket bij RVO geopend is.

Artikel 8 Beslistermijn

In dit artikel is opgenomen binnen welke termijn de minister beslist op een aanvraag. In beginsel wordt binnen acht weken na de voornoemde aanvraagperiode beslist op de aanvraag. In het geval dat een beslissing binnen acht weken niet haalbaar is, wordt de aanvrager hiervan op de hoogte gesteld en wordt een redelijke termijn gegeven waarbinnen de aanvrager de beschikking wel tegemoet kan zien. Hierop is nader ingegaan in paragraaf 2.4 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 9 Verplichtingen subsidieontvanger

In dit artikel zijn de verplichtingen van de subsidieontvanger opgenomen. Aan de hand van deze verplichtingen kan worden beoordeeld of de subsidie terecht is verstrekt. In de eerste plaats is het van belang dat de ontvanger zijn administratie voert en bewaart op een manier waardoor tot tien jaar na de subsidievaststelling op duidelijke en eenvoudige wijze blijkt dat hij aan de eisen heeft voldaan (eerste en tweede lid). Voorts is bepaald dat de ontvanger een verplichting heeft om mee te werken met een evaluatie naar de effecten van de regeling, indien daartoe wordt overgegaan (derde lid). Verder is de subsidieontvanger verplicht de merkjes in te leveren die behoren bij de rechten waarvan hij afstand doet (vierde lid) en dient de subsidieontvanger zich te onthouden van handelingen die strijdig zijn met het gemeenschappelijk visserijbeleid (vijfde lid). Hiermee is aangesloten bij de verplichtingen, bedoeld in punt 136 van de richtsnoeren. Ten slotte is het de subsidieontvanger niet toegestaan om de subsidie te besteden aan de vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor van een vissersvaartuig, tenzij wordt voldaan aan de vereisten uit artikel 18 van verordening (EU) 2021/1139 (zesde lid). Deze verplichting is een voorwaarde van de Europese Commissie in de goedkeuringsbeschikking van deze subsidieregeling. Steun aan bedrijven voor investeringen die de vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor van een vissersvaartuig behelzen, moeten aan de gestelde eisen voldoen om de energie-efficiëntie te verhogen en de CO2-uitstoot te verminderen.

Artikel 10 Vaststelling subsidie

Dit artikel bevat de bepalingen inzake de vaststelling van de subsidie. De subsidie wordt direct vastgesteld, zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening, nadat de rechten waarvan afstand wordt gedaan zijn ingenomen door het wijzigen of intrekken van de desbetreffende visvergunning. Hierop is nader ingegaan in paragraaf 2.4 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 11 Staatssteun

In dit artikel is opgenomen dat de subsidie staatssteun bevat en is een verwijzing opgenomen naar de goedkeuringsbeslissing van de Europese Commissie. Voor een verdere toelichting op de staatssteunaspecten van deze regeling wordt verwezen naar paragraaf 4 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 12 Bekendmaking van gegevens inzake subsidievaststelling

Dit artikel bevat eisen ten aanzien van het openbaar maken van gegevens over de subsidieverstrekking. Deze verplichting is gericht tot de minister. De gestelde eisen vloeien voort uit het Europese staatssteunkader, in het bijzonder punt 105 van de richtsnoeren.

Artikel 13 Inwerkingtreding en vervaltermijn

De regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2024. Hierop is nader ingegaan in paragraaf 7 van het algemeen deel van deze toelichting. De regeling vervalt op 1 januari 2025. De opgenomen vervaldatum hangt samen met artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016, dat voorschrijft dat een subsidieregeling van een horizonbepaling voorzien moet zijn.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Kamerstukken II 2018/19, 31 710, nr. 69.

X Noot
2

Vogelbescherming Nederland, Sportvisserij Nederland, Coalitie het Blauwe Hart Natuurlijk, Stichting Transitie IJsselmeer, PO IJsselmeer, Provincies Flevoland, Friesland en Noord-Holland, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en Ministerie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

X Noot
3

Kamerstukken II 2018/19, 31 710, nr. 71.

X Noot
4

Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEU 2000, L 327).

X Noot
5

Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, die zijn aangewezen in het kader van het realiseren van de doelstelling van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG 1992, L 206).

X Noot
7

MKB-ondernemingen die visserij in het IJsselmeer beoefenen waarvoor een visvergunning en een schriftelijke toestemming als bedoeld in artikel 21, tweede lid, onderdeel a, van de Visserijwet 1963 zijn verleend.

Naar boven